Er zit nog potentieel in olieaandelen

. © TanawatPontchour (iStock)
Danny Reweghs
Danny Reweghs Directeur strategie Trends Beleggen

De productiebeperking door de olieproducerende landen is geslaagd. De olieprijs is intussen flink geklommen. Maar de olieaandelen zijn niet evenredig gevolgd.

De prijs van een vat Brent-Noordzeeolie is in vijf kwartalen geëvolueerd van 45 naar 70 dollar. Op 30 november 2016 beslisten de leden van de OPEC(organisatie van de olie-exporterende landen) voor het eerst in decennia de dagelijkse productie met 1,2 miljoen barrels (vaten van 159,24 liter) te verlagen.

Daaraan gekoppeld hebben ook elf niet-OPEC-landen, waaronder Rusland, zich geëngageerd hun productie met ruim 500.000 vaten te laten zakken. Het werd dan ook een historisch akkoord genoemd en achteraf gezien mogen we het dus inderdaad een cruciaal akkoord voor de olieprijsevolutie noemen.

Intussen werd de productiebeperking al twee keer met negen maanden verlengd. De hamvraag _ en daar zal de speculatie op de oliemarkten de komende weken en maanden ook over gaan _ is of in de loop van dit jaar een einde komt aan de productiebeperking.

Aanbodcrisis aangepakt

De afgelopen vijf jaar heeft de olieprijs een erg grillig parcours afgelegd. Begin 2016 vroegen velen zich nog angstvallig af waar de bodem voor de olieprijs zou kunnen liggen. De prijs voor een vat Brent-olie was toenonder 30 dollar gedoken. Sinds de val van midden 2014 was er meer dan 70 procent af gegaan. Amper twee jaar later is de prijs weer 140 procent hoger, in de buurt van 70 dollar per vat.

De oliecrisis 2014-2016 was vooral een aanbodcrisis door de opkomst van oliewinning uit de diepzee en teerzanden, maar vooral door de spectaculaire groei van schalieolie in de Verenigde Staten. Die evolutie deed Saudi-Arabië van tactiek veranderen. Voordien schroefde het ‘sleutelland’ in de OPEC (wegens gigantische reserves) in het geval van een overaanbod zijn eigen productie terug.

Nu bleven de Saudi’s vrolijk verder olie oppompen om zo de opmars van onder mee schalieolie brutaal een halt toe te roepen. Bovendien mocht aartsrivaal Iran weer meer olie exporteren naar het Westen na een akkoord over zijn nucleair programma en de Saudi’s wilden hun rivaal geen cadeau doen met een hoge olieprijs.

Die tactiek was deels succesvol. Het aanbod in de VS viel terug, maar door de olieprijs diep te laten wegzakken, sneed het Midden-Oosten vooral diep in het eigen vlees, met onder meer enorme begrotingstekorten tot gevolg. Het is waarschijnlijk dan ook niet toevallig dat de prijsdaling stopte op 28 dollar per vat, wat gelijk is aan de productiekostprijs in Saudi-Arabië.

Zes koopargumenten

Een productiebeperking was dus het juiste antwoord op de aanbodcrisis en heeft zijn effect op de prijs niet gemist. Heel opmerkelijk is evenwel de vaststelling dat de olie-aandelen de klim van de olieprijs niet hebben kunnen volgen, zeker niet sinds vorige zomer. Dat geldt voor de klassieke oliegiganten en nog veel meer voor de oliedienstenbedrijven. Die vaststelling vormt dan ook het eerste van een zes argumenten om te beleggen in olieaandelen.

1. Oliewaarden blijven achter

De olieaandelen zijn het forse herstel van de olieprijs in de voorbije twee jaar maar in beperkte mate gevolgd. Zowel de klassieke oliebedrijven als de oliedienstenspelers bleven achter. Als we de relatieve prestatie van de Stoxx 600 Oil & Gas-indexafzetten tegenover de olieprijsstijging in euro, dan zien we dat de sectorindex over de voorbije zes maanden 24 procent achtergebleven is op de klim in de olieprijs. Op jaarbasis is de prestatie in lijn (-1,5%).

Maar eigenlijk zouden de oliewaarden het beter moeten doen, want er is toch sprake van een hefboomeffect op de winsten van de oliespelers. Nog schrijnender wordt het verhaal als we de prestatie van de oliedienstenbedrijven afzetten tegen de toename van de olieprijs. De tracker VanEck Vectors Oil Services (zie kaderstuk) presteerde de afgelopen twaalf maanden 33,5 procent minder goed dan de Brent-olie en op zes maanden is sprake van 27 procent minder stijging (21 versus 48%). Gaan we twee jaar terug, dan is het verschil zelfs 59 procent (39 versus 98%). Eigenlijk doet de markt alsof de olieprijs nog steeds 55 à 60 dollar is.

2. Winstherzieningen oliebedrijven

De oliebedrijven zijn optimistisch. Het aantal opwaartse winstherzieningen in de energiesector is sinds midden 2008 niet meer zo hoog geweest. Toen stond de olieprijs wel op 146 dollar!

3. Betere kostenefficiëntie

De oliebedrijven plukken de vruchten van hun inspanningen (kostenbesparingen, desinvesteringen, terugkeren naar de kernactiviteiten,…). De vrije kasstromen bij de oliespelers zijn zo gegroeid dat een Brent-prijs van 52 dollar volstaat om met die vrije kasstromen de dividenden te kunnen betalen. Een jaar geleden was dat nog 59 dollar.

4. Erg hoge dividendrendementen:

In een lage rente-omgeving hebben oliewaarden sinds jaar en dag nog een belangrijke troef: hun hoge dividendrendement. Dat ligt nu 1,8 procent hoger dan het beursgemiddelde. Die hoogste premie van de afgelopen dertig jaar is vooral te danken aan de oliemajors.

5. Het einde van de cyclus

De energiesector scoort traditioneel goed aan het einde van de cyclus. Zowel in de periode 1998-2000 als 2006-2008 blonken de energiewaarden uit ten opzichte van het marktgemiddelde. Dus aan het einde van de beurscyclus is het vaak (erg) rendabel in energie-aandelen belegd te zijn.

6. Onderwaarderingoliebedrijven

De waarderingen van oliebedrijven gaan nog altijd uit van een olieprijs tussen 55 en 60 dollar. We hebben dan ook helemaal geen hogere olieprijs nodig om een stijging van de oliewaarden in het vooruitzicht te stellen. Zelfs als de olieprijs de komende zes tot twaalf maanden stabiliseert tussen 60 en 70 dollar (of zelfs tussen 60 en 65 dollar), is een hogere koers van de olie-aandelen gerechtvaardigd, aangezien de huidige waardering uitgaat van een olieprijs tussen 55 en 60 dollar.

Kansen in 2018

We denken dat we voldoende argumenten hebben aangereikt om in de herstelkansen van oliegerelateerde beleggingen in de loop van 2018 te geloven. Het aanbod in oliewaarden is vrij uitgebreid. Klassiek zijn de oliereuzen als BP, Royal Dutch Shell en Total, waarvoor we mede vanwege het hoge dividendrendement nog steeds het advies ‘koopwaardig’ hanteren. Het meest potentieel zit evenwel in de nog zwaarder achtergebleven aandelen uit de oliedienstensector. Met Schlumberger, TechnipFMC en Transocean bespelen we dat thema voluit in de voorbeeldportefeuille.

Wie liever geen individuele aandelen koopt, kan ook kiezen voor trackers. U kunt als belegger op de eerste plaats willen inspelen op de evolutie van de olieprijs zelf. Het beste instrument is het United States Brent Oil Fund (tickersymbool BNO; ISIN-code US91167Q1004). We zien het als een goede manier om op een hogere olieprijs in te spelen. Let wel: die tracker investeert in termijncontracten en is dus onderhevig aan de roll yield bij het maandelijks doorrollen van de termijncontracten. Die roll yield kan zowel positief als negatief zijn. Wel jammer dat een aantal instellingen de handel in het aandeel niet toelaten.

Voor aandelenbeleggers zien we vooral mogelijkheden in de oliedienstenaandelen. Wie maar een beperkt deel van zijn aandelenportefeuille in de oliedienstensector wil investeren, kan terecht bij de tracker VanEck Vectors Oil Services (ticker OIH; ISIN-code US92189F7188). Al moeten we toegeven dat het overwicht van de Amerikaanse sectorgenoten nogal overweldigend is en het gewicht van twee individuele aandelen (Schlumberger en Halliburton) met een derde van het totaal niet echt de ideale spreiding biedt.

Belangrijkste participaties VanEck Vectors Oil Services ETF
NaamPercentage
Schlumberger20,7
Halliburton15,9
TechnipFMC5,0
National Oilwell Varco4,8
Baker Hughes4,7
Helmerich & Payne4,6
Tenaris4,5
Core Laboratories4,4
Patterson-UTI Energy4,2
Transocean4,2

Bron: Bloomberg

Partner Content